Bij de fiscale eenheid voor de btw, Y bv, Z bv c.s (hierna Y bv), is door de FIOD in 2010 een inval gedaan. Y bv handelt in caravans en wordt er van verdacht de margeregeling frauduleus te hebben toegepast. In dat kader is over 2005 tot en met 2008 een direct invorderbare btw-naheffingsaanslag opgelegd, die inmiddels is betaald. Over deze aanslag loopt nog een hoger beroep (vervolg op Rechtbank Leeuwarden 7 juni 2012, nr. 10/2631, V-N 2012/44.3.3), waarin Y bv zich beroept op het Sopropé-arrest. Ter behoud van rechten heeft de inspecteur daarom eind 2011 over 2005 en 2006 nieuwe naheffingsaanslagen opgelegd. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat deze nieuwe naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, ook al ziet de daarin begrepen belasting op dezelfde feiten als de belasting die is begrepen in de oude naheffingsaanslag (zie HR 27 augustus 1986, nr. 23.105, BNB 1986/321). Pas als de oude aanslag onherroepelijk vaststaat, pas dan staat vast dat de nieuwe aanslag niet terecht is. De nieuwe naheffing over 2005 is voorts mogelijk ook al heeft die voor een deel betrekking op een ambtshalve teruggaaf naar aanleiding van een in 2006 ingediende suppletieaangifte. Vanaf 1 januari 2010 kan de inspecteur namelijk naheffen als naar aanleiding van een verzoek teruggaaf is verleend. In casu was onder het oude regime ook al naheffing mogelijk. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat sprake is van een naheffing van - rekening houdend met de teruggaaf - onbetaald gebleven belasting. Het beroep van Y bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 9 december