Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op aftrek van voorbelasting door kortdurende verhuur van een verbouwde woning.
X koopt een monumentaal pand met op de begane grond winkelruimte. X realiseert boven de winkel zes appartementen. Partijen zijn het erover eens dat de verbouwing niet leidt tot een nieuw goed. X verhuurt de appartementen inclusief meubilering, stoffering, inventaris, nutsvoorzieningen, internet en maandelijkse schoonmaak. X stelt dat sprake is van short-stay verhuur en brengt de volledige omzetbelasting op de verbouwing in aftrek in zijn aangiftes omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2021 tot en met het tweede kwartaal van 2022. De inspecteur weigert de aftrek en legt naheffingsaanslagen op. In geschil is of de verhuur van de appartementen is belast én of de voorbelasting aftrekbaar is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op aftrek. X concurreert door de verhuur van appartementen met het hotel- en vakantiebestedingsbedrijf. De verhuurvrijstelling is niet van toepassing. De intentie om kortdurend te gaan verhuren is voldoende om al tijdens de bouw recht op aftrek te hebben. Het beroep is gegrond.
Lees ook het thema Onroerend goed: vrijgesteld van btw of toch belast?
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 5 juli
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus