Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de boete terecht heeft opgelegd. X maakt niet aannemelijk dat sprake is van AVAS ter zake van het niet tijdig doen van aangifte.

X wordt in oktober 2018 getroffen door een herseninfarct. Op 28 februari 2020 wordt hij uitgenodigd om de IB-aangifte 2019 in te dienen. Na het uitblijven van een aangifte ontvangt X met dagtekening 25 november 2020 een aanmaning voor het doen van aangifte. Uiteindelijk wordt pas in januari 2021 aangifte gedaan. Omdat de aangifte buiten de termijn is ingediend, legt de inspecteur een boete van € 385 op. X is het daar niet mee eens en wijst op het herseninfarct en een ziekenhuisopname van 11 november 2021.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de boete terecht heeft opgelegd. X maakt niet aannemelijk dat sprake is van AVAS ter zake van het niet tijdig doen van aangifte. De termijn van twee jaren tussen het herseninfarct en de uiterste termijn om tijdig aangifte te (laten) doen is volgens de rechtbank ruim voldoende. Voor de ziekenhuisopname uit november 2021 geldt dat deze ruim na het verstrijken van de termijn van de aanmaning ligt. De boete is passend en geboden. Verder is er geen aanleiding voor matiging van de boete in verband met undue delay, omdat de boete minder bedraagt dan € 1.000.

Lees ook het thema De aangifteverplichting in de AWR.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 21

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 5 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

464

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen