Eiser, X, exploiteert samen met zijn echtgenote sinds mei 2005 in firmaverband een Turkse bakkerij met een winkel. X en zijn echtgenote delen ieder voor 50% in de winst. In de winkel worden Turkse deegwaren, baklava en gebak uit de eigen bakkerij verkocht alsmede frisdranken en andere producten. Op 1 januari 2005 betrekt de winkel een ander pand. Uit een in 2006 gehouden boekenonderzoek blijkt dat de brutowinstmarge in 2005 onverklaarbaar laag is ten opzichte van voorgaande jaren en ten opzichte van branchegenoten. Dit resulteert in een beroepsprocedure over de omzetbelasting waarin de rechtbank de theoretische omzet bepaalt op € 240.531 bij een brutowinstpercentage van 130 voor pistachenoten en 160 op overige bakkerijproducten. Omdat X te laat aangifte doet (van een verlies van € 9791), legt de inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PVV 2005 op naar een aan X toe te rekenen belastbare winst uit onderneming van € 30.000.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd omdat X ook na daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand, niet tijdig aangifte heeft gedaan. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de schatting van de winst (€ 30.000) door de inspecteur niet onredelijk is, gelet op de bevindingen in het boekenonderzoek omzetbelasting en de eerdere beslissing van de rechtbank in de omzetbelastingzaak. De inspecteur heeft juist gehandeld door bij het ontbreken van concrete en betrouwbare gegevens de aanslag vast te stellen aan de hand van gegevens uit voorgaande jaren en branchegenoten. Conclusie is dat de aanslag juist is. Ook de boete van € 22 blijft in stand. Het beroep van X is ongegrond.