Belanghebbende, X bv, exploiteert een onderneming bestaande uit de aan- en verkoop en verhuur van onroerende zaken. In 2007 wordt een pand verkocht. In verband daarmee wordt een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd. In oktober 2009 draagt de aandeelhouder alle aandelen in X bv aan een derde over. In geschil is of de HIR in 2009 daarom moet vrijvallen. Volgens de inspecteur heeft geen herinvestering plaatsgevonden vóór de aandelenoverdracht. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X bv niet-ontvankelijk wegens niet tijdige motivering en het niet tijdig overleggen van een machtiging. X bv gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het beroep van X bv ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, aangezien reeds voldoende duidelijk was over welk punt X bv met de inspecteur van mening verschilde. In haar verzoek om uitstel van motivering verwees X bv namelijk naar een in 2009 gesloten overeenkomst. Over de machtiging wordt opgemerkt dat de rechtbank het beroep op enig moment wel niet-ontvankelijk had kunnen verklaren. De rechtbank heeft partijen desondanks voor een zitting opgeroepen en toen is alsnog de machtiging van X bv overgelegd. Deze bekrachtiging achteraf is geoorloofd (zie HR 17 september 2004, nr. 38.468, V-N 2004/54.4). Bovendien is het beroep op de zitting ook inhoudelijk behandeld, zodat X bv ervan mocht uitgaan dat geen formele beletselen meer waren. X bv maakt echter niet aannemelijk dat zij reeds vóór de aandelenoverdracht verplichtingen ter zake de aankoop van een appartement was aangegaan. De HIR moet daarom in 2009 tot de winst worden gerekend. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 16 juni