Belanghebbende, X bv, is een bemiddelings- en adviesbureau in de particuliere thuiszorg. X bv sluit samenwerkingsovereenkomsten met zorginstellingen A en B en een overeenkomst van opdracht met zorginstelling C. Uit een boekenonderzoek blijkt dat in de jaren 2007 en 2008 een deel van de uitbetaalde arbeidsvergoedingen niet zijn aangegeven door de betreffende zorgverleners in hun aangiften ib/pvv. Gevolg is de aan X bv opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen. In beroep stelt X bv dat er geen sprake is van een fictieve dienstbetrekking tussen haar en de individuele zorgverleners. Rechtbank Noord-Holland is het daar niet mee eens. X bv komt in hoger beroep en stelt dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Volgens Hof Amsterdam heeft de inspecteur de volgende op de zaak betrekking hebbende stukken niet ingediend: (a) (kopieën) van de VAR-WUO's van de desbetreffende individuele zorgverleners, (b) (uitdraaien of kopieën van) de (al dan niet digitaal) geraadpleegde aangiften ib van de desbetreffende individuele zorgverleners en (c) het SIOD-rapport. Het hoger beroep van X bv is gegrond. Het hof wijst de zaak terug naar de rechtbank. De rechtbank beschikte namelijk niet over alle op de zaak betrekking hebbende stukken en is om die reden niet aan een volledige inhoudelijke behandeling van het beroep toegekomen. Door te beslissen zoals zij heeft gedaan, heeft zij volgens het hof voor het geschil belangrijke feitelijke kwesties niet - of althans volstrekt onvoldoende - onderzocht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42