Kamerstukken II 2014/15, 34028, nr. 23
De zoon van verzoekster verkoopt op 26 oktober 2012 zijn appartement. De levering is gepland op 1 november 2012, maar is op verzoek van de koper vervroegd naar 26 oktober 2012. De koper is een defensiemedewerker die op het punt staat te worden uitgezonden. De woning staat "onder water": na verkoop resteert een restschuld. Op 14 november 2012 besluit de regering dat rente over restschulden die is ontstaan ná 29 oktober 2012, aftrekbaar is. De zoon komt niet in aanmerking voor renteaftrek van de restschuld omdat de eigendomsoverdracht vlak vóór genoemde datum heeft plaatsgevonden. Dat zou wel het geval zijn geweest als hij had vastgehouden aan de oorspronkelijk geplande overdracht op 1 november 2012. Verzoekster vraagt om toepassing van de hardheidsclausule. De staatssecretaris geeft aan dat pas na de levering bekend is geworden dat er een regeling voor restschulden zou komen. Er is dus geen sprake van het mislopen van een voordeel waarop de zoon had kunnen rekenen.
De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven is van mening dat deze casus een uniek karakter draagt. De staatssecretaris antwoordt dat verplaatsing van de leveringsdatum de situatie niet uniek maakt. Hij wijst bijvoorbeeld op de verlaging van de overdrachtsbelasting per 15 juni 2011. Daarbij werd ook een beroep op de hardheidsclausule afgewezen. Verder heeft de Commissie van de defensiemedewerker vernomen dat de reden van de vervroegde leveringsdatum niet een uitzending was, maar een meerdaagse oefening. Bij nader inzien komt de Commissie tot het oordeel dat het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 15 juli