Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat de inspecteur aftrek van de rente terecht heeft geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever vanaf 2007 externe acquisities van lichamen die na aankoop worden gevoegd met hun overnemer onder de rente-aftrekbeperking van art. 10a Wet VPB 1969 wilde brengen.

Het Belgische A nv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. Tevens houdt A nv aandelen in (coördinatiecentrum) C nv, een in België gevestigd concernfinancieringslichaam. In 2000 kopen A nv en X bv de aandelen in F nv. Voor deze verwerving wordt een lening gesloten bij C nv. Later dat jaar neemt X bv de aandelen F nv over van A nv. De koopprijs wordt gefinancierd met een lening van de ING. Na vaststelling van de definitieve aankoopprijs van de aandelen in F nv doet X bv nog een extra betaling. Dit wordt gefinancierd met een lening van C nv. De lening van de ING wordt in 2002 vervangen door een lening van C nv, die vervolgens (deels) vervroegd wordt afgelost. X brengt de rente op de leningen in haar VPB-aangifte 2007 in aftrek. De inspecteur acht de rente echter niet aftrekbaar. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aftrek van de rente terecht heeft geweigerd. De lening financiert namelijk een interne verhanging die ook vóór 2007 al als besmet werd aangemerkt. Voeging van F nv met X bv verandert het karakter van de leningen niet, zodat de leningen niet daardoor ontsmet zijn. Volgens het hof is aannemelijk dat belastingbesparing de doorslaggevende reden voor de omleiding en omzetting van het eigen vermogen van A nv in vreemd vermogen via C nv is. X bv is dan niet geslaagd in het bewijs van zakelijkheid van de financieringsomweg. X bv gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat de inspecteur aftrek van de rente terecht heeft geweigerd. De A-G wijst daarbij onder andere op de wetsgeschiedenis. Daaruit blijkt dat de wetgever vanaf 2007 externe acquisities van lichamen die na aankoop worden gevoegd met hun overnemer onder de rente-aftrekbeperking van art. 10a Wet VPB 1969 wilde brengen. Verder wijst de A-G er op dat het hof heeft vastgesteld dat de lening een interne overname financierde, die ook vóór 2007 al onder art. 10a Wet VPB 1969 viel. Ook is de A-G van mening dat het vereiste bewijs van zakelijkheid niet is geleverd. Er is geen overwegend commerciële verklaring gegeven voor de financieringsomweg langs C nv en de omzetting in vreemd vermogen. Verder ontbreekt het bewijs waaruit overwegend niet-fiscale redenen kunnen volgen voor de omleiding en omzetting. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X bv ongegrond te verklaren.

Lees ook het thema De 10a-renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 27 juli

55

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen