X bv exploiteert een groothandel in surfartikelen en houdt zich bezig met de promotie van de surfsport. In 2012 en 2013 heeft X bv twee werknemers in dienst. Eén daarvan houdt samen met zijn vader alle aandelen in X bv. In geschil zijn de LB-naheffingsaanslagen over 2012 en 2013, die respectievelijk op 15 december 2018 en 11 december 2019 aan X bv zijn verstuurd. Volgens X bv heeft zij die aanslagen destijds niet ontvangen en zijn de aanslagen dus niet tijdig bekend gemaakt.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur met de interne stukken van de Belastingdienst aannemelijk maakt dat de aanslagen naar het juiste toezendadres zijn verzonden. Dit adres is in het BvR-systeem namelijk als geprioriteerd adres aangemerkt. Het maakt niet uit dat de inspecteur geen kopieën van de aanslagen kan overleggen en dat de aanslag over 2011 aanvankelijk te hoog was. Het beroep van de inspecteur op interne compensatie hield in hoger beroep namelijk geen stand. Voor 2012 en 2013 zijn ten onrechte geen premies werknemersverzekeringen afgedragen en van de vaste onkostenvergoedingen van € 220 per maand is terecht € 167,50 als loon aangemerkt. Het beroep van X bv is ongegrond. Zij krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn nog wel een immateriële schadevergoeding van € 2000.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 15d
Wet op de loonbelasting 1964 15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 27 juli