Belanghebbende, X, en zijn vriendin hebben de Roemeense nationaliteit. Tot 1 maart 2008 studeren zij in Roemenië. Vanaf die tijd studeert X zes maanden in Berlijn. Zijn vriendin studeert op dat moment in Nederland. In juli 2008 komt X voor een sollicitatiegesprek naar Nederland om Nederland daarna weer te verlaten. Op 2 oktober 2008 keert hij terug voor een tweede gesprek. Op 6 oktober 2008 schrijft X zich bij de GBA in op het adres van zijn vriendin. Op 13 oktober 2008 vertrekt X weer naar Roemenië. Op 7 november 2008 arriveert X weer in Nederland. Op dat moment heeft hij nog een woonruimte in Roemenië. In november 2008 laat de potentiële werkgever hem weten dat de vacature is ingetrokken. X solliciteert vervolgens naar een baan als softwareontwikkelaar en kan op 26 november 2008 meteen in dienst komen. X en zijn nieuwe werkgever verzoeken om toepassing van de 30%-bewijsregel van art. 15a Wet LB 1964. De Inspecteur wijst dit verzoek af omdat X reeds in Nederland woonachtig zou zijn geweest op het moment van aanwerven.
Hof 's-Hertogenbosch is met de rechtbank van oordeel dat de banden van X met Nederland op het moment van aanwerven niet zodanig nauw waren dat X op dat moment al in Nederland woonachtig was. Het hof acht tevens sprake van een schaarse deskundigheid. Het inkomenscriterium, genoemd in de Kennismigrantenregeling acht het hof niet doorslaggevend. De kortingsregeling uit art. 9e van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting zorgt ervoor dat de 30%-bewijsregel moet worden verminderd met drie maanden. Voor zover is het hoger beroep van de inspecteur gegrond.