Belanghebbende, X, is betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten. De FIOD vermoedt dat X koper/verkoper van onveraccijnsde sigaretten is geweest. Tijdens een verhoor bekent X opzettelijk onveraccijnsde sigaretten voorhanden te hebben gehad. Later trekt X deze bekende verklaring per brief in. Uiteindelijk besluit het OM geen strafvervolging jegens X in te stellen. In de fiscale procedure betreffende de naheffingsaanslagen in de accijns en omzetbelasting oordeelt Hof Arnhem dat X niet met vrucht een beroep kan doen op het arrest van het EVRM van 27 november 2008, nr. 36391/02, NJ 2009/214 (hierna: het Salduz-arrest), aangezien X niet als verdachte is aangehouden door de opsporingsambtenaren van de FIOD. Bijzondere omstandigheden die tot een andere conclusie dwingen, zijn naar het oordeel van het hof niet gesteld of aannemelijk geworden. Tegen deze oordelen richt zich het middel van X in cassatie. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X ongegrond. Aangezien de levering van bewijs zich in dit geval niet uitstrekt tot enige boete maar enkel tot twee naheffingsaanslagen, is de rechtsregel die het EHRM geeft in het Salduz-arrest hier niet van toepassing.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6