Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag IB/PVV 2003 met boete- en heffingsrentebeschikking. Partijen hebben bij verschillende instanties geprocedeerd over de ontvankelijkheid van het beroep in eerste aanleg van X. Hof Amsterdam verklaart het beroep alsnog ontvankelijk, waarna Rechtbank Den Haag het beroep tegen de aanslag ongegrond verklaart en X een immateriële schadevergoeding toekent van € 3000.
Hof Den Haag verbindt geen consequenties aan het niet indienen van een verweerschrift door de inspecteur. Het hof stelt voorop dat art. 8:31 Awb, waarin is bepaald dat de rechter aan het niet overleggen van stukken kan beslissen zoals hem geraden voorkomt, niet van toepassing is op het niet (tijdig) indienen van een verweerschrift (vgl. ABRvS 19 maart 2014, nr. 201307256/1/V6, ECLI:NL:RVS:2014:989). In dit geval is X door de proceshouding van de inspecteur niet in zijn processuele belangen geschaad. Het hof oordeelt dat de rechtbank met juistheid heeft beslist dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan en daaraan terecht de gevolgtrekking verbonden heeft dat de bewijslast moet worden omgekeerd. De aanslagen berusten op een redelijke schatting. X heeft niet doen blijken dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Het hof kent X vanwege overschrijding van de redelijke termijn een schadevergoeding van € 3500 toe.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:31