X heeft in haar aangiften inkomsten- en vermogensbelasting geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op rekeningen bij de KB Lux. In het kader van het Rekeningenproject heeft de inspecteur (de echtgenoot van) X verzocht gegevens en inlichtingen te verstrekken ter zake van zijn in het buitenland aangehouden vermogensbestanddelen. Bij deze brief was een "verklaring buitenlandse bankrekeningen" gevoegd. X stuurt deze verklaring retour met daarbij een aangehechte verklaring waar onder andere het rekeningnummer van de buitenlandse rekening op staat. Op 3 en 23 december 2002 zijn mede namens X in twee deelzendingen de bankafschriften van de rekeningen bij de KB Lux toegestuurd aan de inspecteur. In geschil zijn de vervolgens opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1998 tot en met 2000 met boetes van 50% en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting voor de jaren 1999 en 2000. Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat de navorderingsaanslagen tijdig en terecht aan X zijn opgelegd. De schatting van het inkomen van de inspecteur is redelijk, ook wat betreft de correctie bestaande uit een fictief rendement van 6% als bedoeld in art. 29a Wet IB 1964. De vergrijpboetes zijn terecht aan X opgelegd. X kan zich niet met succes beroepen op de inkeerregeling van art. 67n Awr. Voor een verdere matiging van de boetes wegens ‘undue delay' dan de reeds toegepaste vermindering van 20% , in de bezwaarfase, ziet de rechtbank geen aanleiding. Wel ziet de rechtbank aanleiding de inspecteur te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 1000 voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. Het beroep van X is in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Strafrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 4 februari