Rechtbank Haarlem stelt de waarde in het economische verkeer van de panden in goede justitie vast, aangezien geen der partijen het standpunt omtrent de waardering goed heeft onderbouwd. Ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen zijn voorts niet als gelijke gevallen te beschouwen.

De heer A (erflater) overlijdt begin 2009. De heren X1, X2 en X3 (belanghebbenden) zijn de erfgenamen. In geschil is de waarde van drie beleggingspanden, die (deels) tot de nalatenschap van A behoren. De panden bestaan elk uit een kelder, een bedrijfsruimte op de begane grond en drie bovenwoningen. Van de 9 bovenwoningen worden er 8 verhuurd. De rest van de panden staat op het moment van overlijden leeg. In 2008 heeft de gemeente voor de panden een lijst met uit te voeren voorzieningen opgesteld. In de successie-aangifte wordt uitgegaan van een totale waarde van € 676.000. De inspecteur corrigeert dit tot € 1.158.000. In geschil is of dit juist is en of de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing is. Rechtbank Haarlem stelt de waarde in het economische verkeer in goede justitie vast op € 1.098.500, aangezien geen der partijen het standpunt omtrent de waardering goed heeft onderbouwd. X1, X2 en X3 claimen op grond van het gelijkheidsbeginsel vergeefs dat de bedrijfsopvolgingsregeling moet worden toegepast. Ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen zijn namelijk niet als gelijke gevallen te beschouwen. De regeling is uit oogpunt van werkgelegenheid en economische diversiteit terecht beperkt tot ondernemingen. De beroepen van X1, X2 en X3 zijn deels gegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [Vertaling] 14

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 4 februari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen