Hof Den Haag oordeelt dat de splitsingsvrijstelling van toepassing is op de verkrijging van de aandelen in de bv's met de zendmasten. Met hetgeen X bv aanvoert, slaagt zij in de op haar rustende bewijslast om zakelijke overwegingen voor de splitsing aannemelijk te maken.

A bv exploiteert zendmasten. In 2008 besluit zij tot afstoting van de zendmasten, omdat de exploitatie van zendmasten niet langer als kernactiviteit wordt beschouwd. In 2012 verkoopt zij voor € 75 mln 261 zendmasten aan een buitenlands concern waartoe belanghebbende, X bv, behoort. In verband met deze verkoop tuigen partijen een constructie op. De overdracht geschiedt uiteindelijk via de verkoop van aandelen in vier bv’s, waarnaar de zendmasten zijn afgesplitst. De vier bv's zijn vervolgens middels een juridische fusie opgegaan in X bv. In de aangifte overdrachtsbelasting doet X bv een beroep op de netwerkvrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel y WBR). In beroep stelt X bv dat de splitsingsvrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel h WBR) van toepassing is. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de splitsingsvrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van de zendmasten. Alhoewel het einddoel zakelijk was, was de weg daarnaartoe dat niet.

Hof Den Haag oordeelt dat de splitsingsvrijstelling van toepassing is op de verkrijging van de zendmasten. Met hetgeen X bv aanvoert, slaagt zij in de op haar rustende bewijslast om zakelijke overwegingen voor de splitsing aannemelijk te maken. De door X bv gekozen route levert namelijk bedrijfseconomische en civielrechtelijke voordelen op. Zo wordt, door eenvoudig verkoopklare batches samen te stellen, voorkomen dat één partij een monopolypositie verkrijgt in (een deel van) Nederland. Ook biedt de wijze waarop de overdracht is ingekleed de meeste bescherming tegen contractspartijen die de transactie zouden kunnen vertragen of compliceren. Het verkrijgen van een belastingvoordeel is dan niet de overwegende bedoeling geweest van partijen. Daarnaast merkt het hof nog op dat X bv pas geruime tijd na de verkrijging een beroep heeft gedaan op de splitsingsvrijstelling. Dit ondersteunt haar stelling dat deze vrijstelling niet van doorslaggevende aard is geweest bij de keuze voor de splitsingsfaciliteit. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 juni

125

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen