C drijft tot 2003 een belastingadviespraktijk. In verband met een conflict met de verhuurder van zijn bedrijfspand, raakt C verwikkeld in allerlei procedures. Uiteindelijk blijft hij met een schuld van circa € 450.000 zitten. Medio 2003 wordt belanghebbende, X Ltd., opgericht. De aandelen zijn in handen van Z Trust. X Ltd. is beherend vennoot van B cv, een in Nederland gevestigde open cv. B cv drijft een onderneming in Nederland. De onderneming verricht fiscaal-juridische diensten. A, de echtgenote van C, is directeur en gevolmachtigde van X Ltd. De activiteiten van B cv worden uitgevoerd door C. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een LB-naheffingsaanslag op aan X Ltd. in verband met een gebruikelijk loon van A. Volgens de inspecteur moet X Ltd. namelijk als inhoudingsplichtige worden aangemerkt.
Hof Amsterdam (MK III, 4 augustus 2016, 15/00618, V-N 2016/51.1.2) oordeelt dat X Ltd. in Nederland is gevestigd. Volgens het hof geeft A namelijk feitelijk leiding aan X Ltd., en nu A in Nederland woont, bevindt de feitelijke leiding van X Ltd. zich ook in Nederland. X Ltd. is dan ook inhoudingsplichtig. Het hof overweegt hierbij dat A directeur is van X Ltd., en dat zij ook daadwerkelijk bestuurshandelingen heeft verricht. Ook acht het hof van belang dat niet is gebleken dat iemand anders daadwerkelijk leiding heeft gegeven aan X Ltd. Vervolgens stelt het hof vast dat A een aanmerkelijk belang in X Ltd. heeft en dat zij arbeid voor deze vennootschap heeft verricht. De inspecteur heeft volgens het hof dan ook terecht een fictief loon van € 40.000 in aanmerking genomen. Het hof overweegt daarbij dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat A via Z het volledige aandelenbelang in X Ltd. houdt.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema over Gebruikelijk loon en verzekeringsplicht DGA.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Wet op de loonbelasting 1964 6