Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam betreffende een WOZ-beschikking/OZB-aanslag 2015.
Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep van X niet-ontvankelijk omdat X niet eerst bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking/OZB-aanslag 2015. Tot het dossier behoort een bezwaarschrift waarin staat dat de gemachtigde "namens zijn opdrachtgever" bezwaar maakt. In het bezwaarschrift wordt echter niet aangegeven wie de opdrachtgever is, wel wordt er verwezen naar een bijgevoegde volmacht. Bij het bezwaar is een machtiging van een andere persoon overgelegd. Uit het bezwaar in combinatie met de machtiging concludeert de rechtbank dat de gemachtigde namens die persoon en niet namens X bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank gaat voorbij aan het aanbod van de gemachtigde om een en ander te herstellen. De identiteit van degene namens wie bezwaar wordt gemaakt moet voor afloop van de termijn bekend zijn. Dit is niet een vormverzuim dat op grond van art. 6:6 Awb kan worden hersteld (RvS 4 mei 2005, ECLI:NLRVS:2005:AT5098). Verder is de rechtbank ook niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan X redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt als bedoeld in art. 6:13 Awb.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:13
Algemene wet bestuursrecht 6:6