De heer X is vennoot van A vof, die een sloopbedrijf exploiteert en handelt in auto's, alsmede de reparatie daarvan. In april 2005 koopt A een Mercedes met schade uit Duitsland. In oktober 2005 wordt geconstateerd dat X gebruik maakt van deze auto, die is voorzien van handelaarskentekenplaten, doch niet behoort tot de handelsvoorraad van A. In december 2009 wordt X wederom als bestuurder in de auto gesignaleerd, die op dat moment is voorzien van valse Nederlandse kentekenplaten. In geschil is de bpm-naheffingsaanslag ad € 3.893, alsmede de 50% vergrijpboete. De auto is inmiddels in beslag genomen en bij opbod verkocht voor € 5.000. Rechtbank Arnhem vernietigt de boete. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat X als bestuurder de feitelijke beschikkingsmacht over de auto had en dat de naheffing dus terecht is. X stelt vergeefs dat de auto op naam van A staat en dat hij tijdens de laatste controle in een andere Mercedes reed. Dit laatste is niet aannemelijk, gelet op de wisselende verklaringen die X hierover eerder heeft afgelegd en de zeer gedetailleerde verklaring van de politie. Aangezien de aanslag rechtmatig is, is er geen enkele aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding aan X wegens de inbeslagname van de auto. Het beroep van X is ongegrond.