Belanghebbende, de heer X, maakt op 25 juli 2013 verkeersovertredingen in een Mercedes CLS 320 met Belgisch kenteken. X identificeert zich op dat moment als bestuurder van de auto. Op 19 december 2013 constateert de politie dat X, samen met zijn eeneiige tweelingbroer die op dat moment geen geldig rijbewijs heeft, in dezelfde auto rijdt. In geschil is of de BPM-naheffingsaanslag en de vergrijpboete terecht zijn opgelegd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X degene was die de auto op 19 december 2013 feitelijk tot zijn beschikking had. De verbalisanten hebben namelijk geconstateerd dat hij met de auto wegreed. De naheffing is dus terecht. Na het eerste gebruik op 25 juli 2013 is informatie naar X opgestuurd over de voorwaarden bij vrijstelling voor kortstondig gebruik, zodat hij op de hoogte was van de regelgeving. Eén van de voorwaarden voor deze vrijstelling is dat X met de auto geen gebruik heeft gemaakt van de weg in de twaalf maanden voorafgaand aan de periode van terbeschikkingstelling én dat beroep op de vrijstelling moet worden gedaan vóór aanvang van het gebruik van de weg. Het is dus aan opzet van X te wijten dat de belasting niet is betaald. De boete is daarom ook terecht.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag