Belanghebbende, de heer X, staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Op 27 oktober 2015 wordt bij een controle geconstateerd dat X bestuurder is van een Mercedes met Belgisch kenteken. In geschil is of terecht een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is opgelegd van € 1.174, evenals (uiteindelijk) een 10% verzuimboete.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X met de enkele stelling dat de auto eigendom is van zijn vader en dat hij er alleen even in reed om de banden op te pompen, niet doet blijken dat hij de auto niet feitelijk tot zijn beschikking had. Voor de mrb-heffing is ter zake van het ‘feitelijk ter beschikking hebben' niet relevant of de kentekenhouder in België wegenbelasting betaalt. Aangezien ten aanzien van de duur van het houderschap een tegenbewijsregeling is opgenomen (art. 34 lid 3 Wet MRB 1994), is er geen strijd met het EU-recht (zie HR 2 maart 2012, nr. 10/00348, V-N 2012/14.20). Overigens heeft X is het kader van de tegenbewijsregeling niets ingebracht. De boete is reeds gematigd tot 10% vanwege de slechte financiële positie van X. Er is geen reden voor een verdere matiging. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 9
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag