De heer X werkt in loondienst als bouwkundige. De zoon van X, J, is makelaar. In 2007 doet de inspecteur in het kader van een landelijk project onderzoek naar vastgoedtransacties. In 2004 heeft X van een notaris ruim € 80.000 ontvangen op zijn bankrekening. De helft hiervan is doorgestort naar de heer A. Deze woont samen met de zus van de notaris. De zus werkt op het kantoor van de notaris. Volgens de inspecteur is X opgetreden als tussenpersoon bij een transactie, waarbij J optrad als makelaar en de notaris en A als de financiers. In geschil is de ib/pvv-navordering, alsmede de vergrijpboete.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat X zijn bankrekening beschikbaar heeft gesteld en dat hij met deze dienstverlening aan het economische verkeer heeft deelgenomen. X en zijn echtgenote hebben daadwerkelijk geprofiteerd van het geld. Aangezien de helft echter direct is doorgestort, dient de navordering in zoverre te worden verminderd. Met betrekking tot de boete maakt de inspecteur slechts aannemelijk dat X zich bewust was van het feit dat het geld op onoirbare of zelfs onrechtmatige wijze door J of de notaris was verkregen. De inspecteur slaagt dus niet in het bewijs dat X (voorwaardelijk) opzet valt te verwijten. De inspecteur heeft geen grove schuld aan de boete ten grondslag gelegd, zodat de boete wordt vernietigd. Het beroep van X is deels gegrond.