Advocaat-Generaal van Hilten is met de inspecteur, rechtbank en het hof van mening dat X bij de invoer van het jacht ten onrechte de verleggingsregeling heeft toegepast omdat zij niet degene is voor wie het jacht is bestemd als bedoeld in de regeling.

Belanghebbende, X, huurt een jacht van een Arubaanse vennootschap, die het op haar beurt heeft gehuurd van de juridische eigenaar, een op Guernsey gevestigde vennootschap. X verhuurt het jacht aan de natuurlijk persoon die de enige aandeelhouder is van de juridische eigenaar. Het jacht is gebouwd op een Nederlandse werf en is in internationale wateren (zonder btw) overgedragen aan de juridische eigenaar. Op 15 december 2003 heeft X het jacht aangegeven voor het vrije verkeer. Zij heeft met toepassing van de zogenoemde verleggingsregeling van art. 23 Wet OB 1968 de ter zake verschuldigde omzetbelasting op aangifte voldaan én in aftrek gebracht. Omdat de inspecteur van mening is dat X bij de invoer ten onrechte de verleggingsregeling heeft toegepast, heeft hij op de voet van art. 22 Wet OB 1968 een uitnodiging tot betaling van omzetbelasting aan X uitgereikt.

Advocaat-Generaal van Hilten is met de inspecteur, rechtbank en het hof van mening dat X bij de invoer van het jacht ten onrechte de verleggingsregeling heeft toegepast. De A-G merkt op dat in Nederland de aanwijzing van de belastingschuldige bij invoer is geregeld in de artikelen 22 en 23 van de Wet OB 1968 en dat het bepaalde in art. 22 daarbij de ‘lex generalis' vormt. De schuldenaar is de aangever. Voor toepassing van art. 23 Wet OB 1968 (waarbij de ter zake van invoer verschuldigde omzetbelasting op de binnenlandse aangifte wordt voldaan) is onder andere vereist dat het gaat om de invoer van goederen die voor de (aangewezen) ondernemer 'bestemd zijn'. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad leidt de A-G af dat de term 'bestemd voor' in art. 23 van de Wet OB 1968 moet worden uitgelegd als 'zijn van'. Er van uitgaande dat de 'eigenaarsmacht' in beginsel slechts bij één persoon berust, is er volgens de A-G maar één die met toepassing van art. 23 omzetbelasting bij invoer kan voldoen: de ondernemer die 'eigenaarsmacht-houder' is. Dat is in deze zaak niet X. Conclusie is dat X ten onrechte de verleggingsregeling heeft toegepast en terecht op de voet van art. 22 Wet OB 1968 is aangesproken ter zake van de belasting bij invoer.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 23

Wet op de omzetbelasting 1968 22

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 oktober

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen