X doet in november 2011 BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. De BPM is voldaan op 28 november 2011. Het bezwaar van X tegen de voldoening op aangifte is ingekomen op 14 januari 2012. In geschil is of het bezwaar wegens termijnoverschrijding terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep primair dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Niet in geschil is dat X € 875 teveel heeft betaald wegens het onverbindend zijn van art. 10 lid 2 Wet BPM 1992. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat in de toelichting bij de aangifte duidelijk genoeg is gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken bezwaar te maken. De termijnoverschrijding is dus niet het gevolg van het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing. X beroept zich ook vergeefs op het EU voorrangs- en loyaliteitsbeginsel. X heeft namelijk geen gebruik gemaakt van de nationale procedures. De Kühne & Heitz-uitzondering (HvJ EU 13 januari 2004, nr. C-453/00) is dus niet van toepassing. De nationale bezwaartermijn van zes weken is voorts niet onredelijk (HR 21 maart 2001, nr. 36.281, V-N 2001/18.7). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 9 januari