X heeft een spierziekte en brengt in zijn aangifte ib/pvv over het jaar 2009 buitengewone uitgaven en giften in aftrek. Ook claimt X de alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur corrigeert de aftrek buitengewone uitgaven en de giftenaftrek en accepteert de alleenstaande-ouderkorting niet. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 17 april 2014, 13/00773, V-N 2014/38.2.3) beslist in navolging van de rechtbank dat de inspecteur de correcties terecht heeft aangebracht, omdat X niet bewezen heeft dat hij recht heeft op een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek dan het bedrag dat de inspecteur heeft geaccepteerd. Ook heeft X niet bewezen dat hij recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting. Het hof voegt er nog aan toe dat de uitgaven voor het bed met toebehoren niet aftrekbaar zijn als buitengewone uitgaven, omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bed van zodanige aard is dat het hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt. Evenmin kan worden gezegd dat het bed een middel betreft dat X in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie, waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17