Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de tijdsevenredige verlaging van het premiedeel dwingend recht is. De inspecteur heeft dus geen beleidsvrijheid bij de toepassing ervan en het evenredigheidsbeginsel speelt dan geen rol bij de wetstoepassing.

Belanghebbende, X, emigreert op 10 augustus 2020 naar Denemarken. Na haar emigratie heeft X geen belastbare inkomsten uit Nederland. Bij het opleggen van de aanslag kent de inspecteur een bedrag van € 1.652 aan algemene heffingskorting en een bedrag van € 1.262 aan arbeidskorting toe. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2020 naar een te hoog bedrag aan X is opgelegd, meer specifiek of de juiste bedragen aan heffingskortingen zijn toegekend. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X vanaf 10 augustus 2020 niet meer binnenlands belastingplichtig is. Zowel het belastingdeel als het premiedeel van de algemene heffingskorting dienen tijdsevenredig verlaagd te worden. De belasting- en premiedelen van de arbeidskorting dienen ook tijdsevenredig verlaagd te worden. De wettelijke bepaling met de tijdsevenredige verlaging van het premiedeel is een dwingendrechtelijke bepaling. De inspecteur heeft dus geen beleidsvrijheid bij de toepassing ervan en het evenredigheidsbeginsel speelt dan geen rol bij de wetstoepassing. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 12

Wet financiering sociale verzekeringen 6a

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Wet inkomstenbelasting 2001 2.7

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 2 januari

341

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen