Als het heffingsrecht over de inkoop van aandelen niet aan Nederland is toegewezen op grond van het vermogenswinstartikel van een belastingverdrag, dan hoeft de uitkerende vennootschap geen dividendbelasting in te houden. Hiervoor is geen vergunning vereist. Dat blijkt uit een standpunt van de Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting.

In de casus koopt X bv van in het buitenland wonende natuurlijke personen met een aanmerkelijk belang aandelen in. X bv houdt vanwege de inkoop dividendbelasting in. Als het verdrag de inkoop van aandelen niet definieert, wordt aangesloten bij de nationale kwalificatie. Als de dividendbelasting geen eindheffing is, door bijvoorbeeld buitenlandse belastingplicht op grond van aanmerkelijk belang, dan wordt aangesloten bij de kwalificatie van de uiteindelijke belastingheffing (Hoge Raad 12 december 2003, nr. 38461, V-N 2004/2.9).

In de casus hebben de natuurlijke personen een aanmerkelijk belang in X bv, en is de dividendbelasting geen eindheffing. Hierdoor kwalificeert de inkoop als een vervreemdingsvoordeel voor verdragsdoeleinden en is het vermogenswinstartikel van toepassing.

Als toch inhouding van dividendbelasting heeft plaatsgevonden, kan bezwaar worden aangetekend of een verzoek om ambtshalve vermindering worden ingediend. Doordat het dividendartikel niet van toepassing is, zijn ook de teruggaafprocedures niet van toepassing. De verdragsvoordelen kunnen alleen worden geclaimd door bezwaar tegen de inhouding of verzoek om ambtshalve vermindering. Dit is van overeenkomstige toepassing op liquidatie-uitkeringen.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.16

Wet op de dividendbelasting 1965 3

[Nieuwsbron]

Rubriek: Dividendbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 2 januari

285

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen