Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de omstandigheid dat de inspecteur niet expliciet de term ‘interne compensatie’ in bezwaar gebruikt, er niet aan afdoet dat het voor X duidelijk was of had moeten zijn dat de inspecteur van standpunt was gewisseld.

A bv is op 26 september 2017 in staat van faillissement verklaard. Op 12 december 2017 is het persoonlijk faillissement van de dga van A bv, X, uitgesproken. X dient geen aangiften IB/PVV 2016 en 2017 in. De inspecteur legt ambtshalve aanslagen op, waarna X twee nihilaangiften voor de jaren 2016 en 2017 indient. Deze merkt de inspecteur als bezwaarschriften aan. Naar aanleiding van de aan het bezwaarschrift gehechte jaarstukken van A bv neemt de inspecteur het standpunt in dat A bv (verkapte) dividenduitkeringen heeft gedaan aan. In geschil is of de inspecteur in de bezwaarfase het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang mocht verhogen met een beroep op interne compensatie.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de omstandigheid dat de inspecteur niet expliciet de term ‘interne compensatie’ in bezwaar gebruikt, er niet aan afdoet dat het voor X duidelijk was of had moeten zijn dat de inspecteur van standpunt was gewisseld. De inspecteur mag daarom in de bezwaarfase het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verhogen met een beroep op interne compensatie. Er is ook sprake van omkering van de bewijslast. Daarentegen heeft de inspecteur geen redelijk schatting van het inkomen uit aanmerkelijk belang gemaakt door geen rekening te houden met het mogelijk ontbreken van winstreserves of te verwachten winst. De rechtbank vermindert daarom het inkomen uit aanmerkelijk belang. X' beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 27 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

346

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen