Rechtbank Den Haag stelt vast dat de overschrijding van de vijfjaarstermijn geheel te wijten is aan de handelwijze van de inspecteur en oordeelt dat hij gehouden is het verzoek van X om herziening van de kinderopvangtoeslag te behandelen alsof het tijdig is gedaan.

Belanghebbende, X, vraagt eind 2007 bij de Belastingdienst/Toeslagen een voorschot kinderopvangtoeslag 2008 aan. Het voorschot wordt toegekend, en daarna nog twee maal op verzoek van X op een hoger bedrag vastgesteld, uiteindelijk op een bedrag van € 7.896. De inspecteur verzoekt X voor de definitieve berekening om informatie en aanvullende informatie, achtereenvolgens op 30 juni 2009, 23 december 2013 en op 10 maart 2014. X reageert steeds. Op 23 april 2014 volgt een vooraankondiging en op 13 mei 2014 een brief van de inspecteur dat de aanslag kinderopvangtoeslag 2008 definitief is berekend op € 1.191. X maakt hiertegen geen bezwaar. Als X op 23 september 2014 de inspecteur verzoekt om de kinderopvangtoeslag 2008 te herzien, wijst de inspecteur het verzoek af omdat het verzoek om herziening is ingediend nadat vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de overschrijding van de vijfjaarstermijn waarbinnen een verzoek om herziening kan worden gedaan geheel te wijten is aan de handelwijze van de inspecteur. Om die reden is de inspecteur gehouden het verzoek te behandelen alsof het tijdig, dus binnen de vijfjaarstermijn, is gedaan. De inspecteur moet met inachtneming daarvan een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 21a

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 12 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen