Hof Den Haag oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat het X vrij staat om het voormalige kantoorpand van de ontwikkelingstak, nadat die vanaf 2006 niet meer in eigen gebruik was maar werd verhuurd, tot het ondernemingsvermogen te blijven rekenen. Eén herontwikkeld winkelcentrum behoort in zijn geheel ook alsnog tot het ondernemingsvermogen.

X is erfgename van erflaatster die (via certificaten) aanmerkelijk belangen hield in drie vastgoedbedrijven. De totale vastgoedportefeuille bestaat uit circa 300 objecten met 2800 verhuurbare eenheden. In geschil is of X terecht de SW-bedrijfsopvolgingsregeling claimt. De inspecteur wil deze enkel toepassen voor de projectontwikkelingstak. Dit betreft dertien projecten. Volgens Hof Amsterdam zijn de projectontwikkelingstak en de verhuurtak niet zo nauw met elkaar verweven dat het gehele vermogen als één materiële onderneming kwalificeert. Drie extra panden worden conform het standpunt van de inspecteur alsnog tot de projectontwikkelingstak gerekend. De Hoge Raad (18 juni 2021, 20/01486, V-N 2021/27.12) oordeelt dat het hof de door de inspecteur toegepaste kwalificatie van de panden ten onrechte heeft gevolgd zonder zich uit te spreken over het geschil. X betwistte die kwalificatie van een aantal panden. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag voor een nader onderzoek naar de vraag welke panden als keuzevermogen in redelijkheid nog meer aan de projectontwikkelingstak kunnen worden toegerekend.

Hof Den Haag oordeelt dat het X op grond van het pottenbakkersarrest (zie HR 29 augustus 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA2251, V-N 1997/3160,14) vrij staat om het voormalige kantoorpand van de ontwikkelingstak, nadat die vanaf 2006 niet meer in eigen gebruik was maar werd verhuurd, tot het ondernemingsvermogen te blijven rekenen. Eén winkelcentrum mag in zijn geheel ook tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. In 2010 – dus ruim voor het het overlijden van erflaatster in 2012 – heeft namelijk een huuruitkoop plaatsgevonden met het oog op de herontwikkeling van dat gehele winkelcentrum. Het hoger beroep van X is slechts in zoverre gegrond. In het verleden (her)ontwikkelde panden die in 2012 al worden verhuurd, kunnen in redelijkheid niet aan de projectontwikkelingstak worden toegerekend. Dit geldt eveneens voor verhuurde panden die als onderpand fungeren voor de financiering van de projectontwikkelingstak. Ten aanzien van één pand beroept X zich vergeefs op de koppelaankoop-jurisprudentie (zie HR 29 juni 2012, 11/03413, V-N 2012/21.16). X heeft namelijk niet gesteld dat dit pand alleen samen kon worden gekocht met twee andere panden die wel tot het ondernemingsvermogen behoren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Den Haag

17

Gerelateerde artikelen