Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de brief van 4 januari 2008 tijdig bij de inspecteur is binnengekomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende (X) is het niet eens met de aan hem op 14 april 2007 opgelegde VA IB 2004. Zijn gemachtigde (A) maakt op 3 juli 2007 bezwaar tegen deze VA. De inspecteur verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. De inspecteur legt vervolgens met dagtekening 5 december 2007 een definitieve aanslag IB 2004 op aan belanghebbende, waarin een uitdeling van ruim € 4,5 mln is opgenomen. De nieuwe gemachtigde (B) van belanghebbende maakt op 20 maart 2008 bezwaar tegen deze aanslag en stuurt het oorspronkelijke bezwaar van 4 januari 2008 van A naar de inspecteur. De inspecteur stelt dat hij het bezwaarschrift van 4 januari 2008 niet eerder heeft ontvangen en verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk. Belanghebbende beroept zich vervolgens op het zorgvuldigheidsbeginsel en stelt dat de brief van 4 januari 2008 wel is verzonden. Volgens belanghebbende was de inspecteur namelijk op de hoogte van het materiële geschil.Hof Amsterdam (MK III, 10 november 2011, P10/00770) oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de brief van 4 januari 2008 tijdig bij de inspecteur is binnengekomen. Het bezwaar is volgens het hof dan ook niet tijdig ingediend. Het hof verwerpt vervolgens het beroep van belanghebbende op het zorgvuldigheidsbeginsel. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat een professionele gemachtigde belanghebbende heeft bijgestaan en dat de inspecteur belanghebbende er in zijn brief van 30 november 2007 expliciet op heeft gewezen dat hij nog formeel bezwaar moest maken. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
6