Hof Leeuwarden stelt vast dat de aanslagregeling van X en Y - een (bijna) gescheiden echtpaar - niet via een geïntegreerde werkwijze wordt afgehandeld. Dat leidt er toe dat de inspecteur bij X de ontvangen maar niet aangegeven alimentatie kan navorderen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, en haar echtgenoot Y leven in 2005 duurzaam gescheiden. Y stort maandelijks € 2500 op een gezamenlijke bankrekening. Als in juni 2006 de echtscheiding is uitgesproken, wordt de bankrekening op naam van X gezet. In het echtscheidingsconvenant is een partneralimentatie van € 2500 per maand vastgelegd. X geeft - vanaf het moment van de echtscheiding - de ontvangen alimentatie aan. Als de inspecteur bij de controle van de aangifte van Y, vaststelt dat Y ook al in 2005 betaalde alimentatie in aftrek brengt, legt hij aan X een navorderingsaanslag over dat jaar op. Ook corrigeert hij de aanslag over 2006 voor de door X - in de maanden vóór de echtscheiding - genoten alimentatie.Hof Leeuwarden (MK I, 3 januari 2012, 11/00107 en 11/00108, V-N 2012/20.2.3) is het daarmee eens. Het hof verwerpt de stelling van X dat de inspecteur niet over een navordering rechtvaardigend nieuw feit beschikt. De onderzoeksplicht van de inspecteur gaat in zijn algemeenheid niet zover dat hij ook het dossier van Y moet raadplegen, behalve in bijzondere gevallen zoals wanneer sprake is van een geïntegreerde werkwijze. Er is in dit geval echter geen sprake van een geïntegreerde behandeling van de aangiften van Y als betaler en X als genieter van de bijdragen in het levensonderhoud. De door X ingediende aangifte vormt ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan, zodat geen sprake is van een ambtelijk verzuim. De inspecteur kan dan ook navorderen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
0