De ontvanger stelt X op 12 september 2008 aansprakelijk voor onbetaald gebleven belastingschulden van A bv. Enig aandeelhouder en statutair bestuurder van deze bv is de zoon van X. De ontvanger merkt X op grond van art. 36 lid 5 letter b, IW 1990 aan als feitelijk leidinggevende van deze bv. In geschil is of de aansprakelijkstelling terecht is.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de ontvanger X terecht heeft aangemerkt als bestuurder van de vennootschap waarvan zijn zoon enig aandeelhouder en statutair bestuurder is. X onderhield veelvuldig contacten met de accountant, de bank, de belastingdienst, crediteuren en werknemers. Doordat de vennootschap tijdig haar betalingsonmacht heeft gemeld ligt de bewijslast bij de ontvanger om aan te tonen dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. De ontvanger slaagt volgens het hof niet in deze op hem rustende bewijslast. X heeft geen recht op integrale proceskostenvergoeding aangezien er ten tijde van het opleggen van de beschikking voldoende aanleiding was om tot de aansprakelijkstelling over te gaan. Dat deze beschikking is vernietigd, maakt dat niet anders.
Wetingang: