De Hoge Raad wijst het verzoek af. Uit de nieuwe stukken blijkt namelijk niet dat de eerder door het hof vastgestelde feiten over de vermeend ingediende suppletie-aangiften onjuist zijn.

X is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, omdat de bv waarvan hij directeur en enig aandeelhouder is opzettelijk onjuiste belastingaangiften heeft gedaan. Het totale benadelingsbedrag is circa € 1 miljoen. X stelt vergeefs dat sprake is van een tijdige inkeer. Volgens hem zijn suppletie-aangiften ingediend, maar dat acht Hof Amsterdam niet aannemelijk. Nadat de Hoge Raad dit arrest heeft bevestigd, dient X met betrekking tot het oordeel van hof een herzieningsverzoek in. X stelt dat uit nieuwe stukken blijkt dat X zelf – en niet het accountantskantoor – de suppletieaangiften heeft verzonden aan de Belastingdienst.

De Hoge Raad wijst het herzieningsverzoek af. Uit de nieuwe stukken blijkt namelijk niet dat de eerder door het hof vastgestelde feiten onjuist zijn. Die feiten zijn dat een verzend- of ontvangstbevestiging van de suppletie-aangiften ontbreekt, X over het indienen daarvan verschillend en onderling tegenstrijdig heeft verklaard en dat de ambtenaren van de Belastingdienst hebben verklaard dat zij de bewuste suppletie-aangiften in het kader van een derdenonderzoek bij de accountant hebben ontvangen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 460

Wet financiering sociale verzekeringen 457

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)

Editie: 23 juni

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen