De Hoge Raad oordeelt dat voor aanwijzing van een vergoeding als eindheffingsbestanddeel niet noodzakelijk is dat daarmee rekening is gehouden bij de uitbetaling van het loon. Ook is het niet noodzakelijk dat de vergoeding als zodanig op individueel niveau is verwerkt in de loonadministratie.

In 2006 is de destijds bij X bv geldende pensioenregeling van het middelloonstelsel gewijzigd naar een beschikbarepremieregeling. Naar aanleiding van een onderzoek door de OR wordt vastgesteld dat de communicatie en informatie over de stelselwijziging te rooskleurig was en dat X bv aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade. X bv betaalt daarop een tegemoetkoming aan haar (ex-)werknemers. Hierbij is een deel (€ 2400 per werknemer) aangewezen als eindheffingsloon. In geschil is of de gehele vergoeding moet worden aangewezen als eindheffingsloon voor de werkkostenregeling. Volgens de inspecteur is dat niet mogelijk omdat niet is voldaan aan de gebruikelijkheidstoets. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat maximaal € 2400 per werknemer als eindheffingsbestanddeel is aan te merken. X bv heeft namelijk geen hogere vergoeding aangewezen als eindheffingsbestanddeel en die aanwijzing kan zij niet meer in beroep of hoger beroep doen. Dat betekent ook dat X bv niet gebruik kan maken van de werkkostenregeling en de loonheffing in zoverre op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat voor aanwijzing van een vergoeding als eindheffingsbestanddeel niet noodzakelijk is dat daarmee rekening is gehouden bij de uitbetaling van het loon. Ook is het niet noodzakelijk dat de vergoeding als zodanig op individueel niveau is verwerkt in de loonadministratie. In zoverre is de uitspraak van het hof onjuist. Tot cassatie leidt dit echter niet. Het hof heeft namelijk terecht geoordeeld dat X bv voorafgaand aan de uitbetaling niet een hogere vergoeding dan € 2400 per werknemer heeft aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De Hoge Raad merkt daarbij op dat uit het stelsel van de Wet LB 1964 volgt dat de aanwijzing uiterlijk dient plaats te vinden op het moment waarop het desbetreffende loonbestanddeel wordt genoten in de zin van art. 13a Wet LB 1964. Dit houdt dan ook in dat aanwijzing van een vergoeding als eindheffingsbestanddeel niet voor het eerst in de bezwaar- of beroepsfase kan worden gedaan. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.

Lees ook het thema De werkkostenregeling: gerichte vrijstellingen en eindheffingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Wet op de loonbelasting 1964 31

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 8 april

Informatiesoort: VN Vandaag

373

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen