Aan belanghebbende (X bv) zijn naheffingsaanslagen LB/PVV opgelegd over de periode 1996-1999. Hierbij zijn tevens boetes en verhogingen opgelegd. De inspecteur scheldt de verhogingen van 100% kwijt tot op 50%. Tevens zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen btw opgelegd over de jaren 1996-1999. Hof Amsterdam oordeelt ten aanzien van de verhogingen dat de na de kwijtschelding resterende verhogingen passend en geboden zijn. Ten aanzien van de verhoging met betrekking tot de LB-naheffingsaanslag over het jaar 1996 oordeelt het hof dat het niet aannemelijk is dat belanghebbende uiterlijk bij ontvangst van de naheffingsaanslag in bijzonderheden is geïnformeerd over de gronden waarop de verhoging berust. De Hoge Raad (4 juni 2010, nr. 07/10340, V-N 2010/26.5) oordeelt dat het hof moet beoordelen of de verhoging - gelet op de omstandigheden van het geval - een sanctie is die passend en geboden is voor het vergrijp dat is begaan. Hierbij moet het hof dan onder andere rekening houden met de wijze waarop de hoogte van de verschuldigde belasting is komen vast te staan. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de uitspraak van het hof niet dat rekening is gehouden met het feit dat omkering van de bewijslast is toegepast. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de inspecteur in zijn brief van 19 december 2001 de reden voor het opleggen van de verhoging heeft aangegeven. Volgens de Hoge Raad voldoet de informatie in deze brief aan de eis dat de grond voor beboeting in bijzonderheden moet worden meegedeeld. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem. Na verwijzing is uitsluitend nog in geschil of de verhogingen en boete in voldoende mate zijn kwijtgescholden.
Hof Arnhem (MK I, 1 maart 2011, 10/00234) oordeelt dat het feit dat de enkelvoudige belasting is vastgesteld met omkering van de bewijslast, niet automatisch inhoudt dat daarom altijd een matiging van de boete moet plaatsvinden. Vervolgens oordeelt het hof dat de boetes van 50 en 25% van de nageheven belasting in beginsel passend en geboden zijn. Aangezien de inspecteur volgens het hof ook zonder omkering van de bewijslast aannemelijk heeft gemaakt dat de nageheven LB juist is, is er geen aanleiding om de sancties te matigen. Het hof vermindert de verhogingen en de boete nog wel in verband met overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).