Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb.

Belanghebbende houdt een deelneming in Y GmbH. Deze deelneming wordt op 8 augustus 2008 geliquideerd. Naast het houden van deze deelneming verricht belanghebbende geen andere activiteiten in 2008. De kosten die belanghebbende heeft gemaakt in verband met het houden van de deelneming bedragen € 56.393. De inspecteur merkt het verlies van belanghebbende aan als een houdsterverlies.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb. De rechtbank verwijst hierbij naar de wetsgeschiedenis waarin is opgenomen dat er sprake is van een houdstermaatschappij als gedurende tenminste 90% van het jaar uitsluitend of nagenoeg uitsluitend deelnemingen worden gehouden of verbonden lichamen worden gefinancierd. Aangezien belanghebbende in 2008 minder dan 90% als houdstermaatschappij heeft gefungeerd, heeft de inspecteur het verlies ten onrechte als houdsterverlies aangemerkt. De rechtbank vernietigt de beschikking vaststelling kwalificatie verlies 2008 als houdsterverlies.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

0

Gerelateerde artikelen