Rechtbank Overijssel oordeelt, in navolging van de Hoge Raad, dat de hondenbelasting niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat de gemeente geen relatie hoeft te leggen met de vervuiling die door de honden wordt opgeroepen. 

De gemeente Kampen heeft X een aanslag hondenbelasting 2013 opgelegd. In geschil is de vraag of deze aanslag in strijd met het gelijkheidsbeginsel is opgelegd. Rechtbank Overijssel verwerpt het standpunt van X dat er een objectieve en redelijke grond dient te bestaan voor het onderscheid tussen hondenbezitters en niet-hondenbezitters, indien de kosten die het hondenbezit voor de gemeente met zich brengen van wezenlijke betekenis zijn. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:917). De wetgever heeft in redelijkheid een onderscheid kunnen maken tussen houders van honden en andere personen. De hondenbelasting is een algemene belasting ten behoeve van de verwerving van inkomsten door de gemeente. De betekenis van de kosten die voor een gemeente aan bevuiling door honden zijn verbonden gaat niet zo ver, dat een gemeente die hondenbelasting heft voor haar gehele grondgebied, daarbij een relatie zou moeten leggen met de kosten die voor haar worden opgeroepen door het houden van honden binnen haar grenzen in het algemeen of door de hond(en) van de individuele belastingplichtige in het bijzonder. Het beroep is ongegrond.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 226

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 9 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen