De heer X is vanaf augustus 2008 middellijk bestuurder van A bv. Om onverklaarbare redenen is pas in september/oktober 2009 een LB-nummer aan A bv toegekend. De voor de loonheffing gereserveerde bedragen bleken later voor een ander doel te zijn aangewend. In september 2010 worden de aandelen A bv aan een derde verkocht. A bv gaat in 2011 failliet. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van A bv, alsmede de verzuimboetes, de kosten en de invorderingsrente. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de betalingsonmacht gemeld had moeten worden binnen één maand en twee weken nadat het LB-nummer aan A bv was verstrekt. Dit volgt namelijk uit een redelijke wetsuitleg. De betalingsonmacht is echter nimmer rechtsgeldig gemeld. Tot weerlegging van het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur wordt X dus niet toegelaten. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt – anders dan de rechtbank – dat de vertraagde toekenning van het LB-nummer de verplichting tot het tijdig afdragen van de verschuldigde loonheffing over de tijdvakken augustus 2008 tot en met maart 2009 onverlet heeft gelaten. De vertraagde toekenning neemt namelijk hoogstens de verplichting tot het tijdig doen van aangifte weg, maar niet de verplichting tot tijdige afdracht. Hiertoe had A bv zelf contact moeten opnemen met de ontvanger. X stelt vergeefs dat volstaan kon worden met het opnemen van een passiefpost in de jaarrekeningen. Het uitsluiten van de mogelijkheid tot leveren van tegenbewijs is voorts niet strijdig met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM en/of het communautaire EU-evenredigheidsbeginsel. Het beroep van X is alleen gegrond voor wat betreft de kosten en de invorderingsrente.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting, Invordering
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 9 december