Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een rekening en een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. Na een gesprek met de inspecteur en medewerkers van het ministerie van Financiën besluit X zijn beroep in te trekken. Een aantal maanden later geeft X te kennen terug te komen op de intrekkingsverklaring. Hij verzoekt om een schadevergoeding. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart zowel de beroepen als het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Hof 's-Hertogenbosch (EK I, 9 juni 2017, 16/03605 en 16/03606, V-N Vandaag 2017/1655) wijst het beroep op betalingsonmacht voor het griffierecht toe. Vervolgens oordeelt het hof dat de rechtbank het verzoek van X om een schadevergoeding terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. X heeft het beroep bij de rechtbank ingetrokken en nadien verzocht om een schadevergoeding. Gelet op art. 8:73 Awb is dit te laat, omdat het verzoek niet gelijktijdig met de intrekking is gedaan. Voor zover X vraagt om erkenning van fouten die de inspecteur in zijn ogen heeft gemaakt, verklaart het hof zich onbevoegd.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73