X bv doteert in 2009 en 2010 aan de herinvesteringsreserve (HIR) in verband met de verkoop van een aantal panden. De inspecteur accepteert deze dotaties echter niet, en corrigeert de aanslag. Na overleg met X bv doet de inspecteur een compromisvoorstel. X bv accepteert dit voorstel, onder drie voorwaarden. De inspecteur gaat hier niet mee akkoord. In geschil is of een compromis is bereikt, en of X bv aan de HIR kan doteren.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK V, 4 april 2017, 15/01271 en 15/01315, V-N 2017/30.1.2) oordeelt dat geen sprake is van een beide partijen bindend rechtsgeldig compromis. Door voorwaarden te stellen heeft X bv volgens het hof namelijk een nieuw aanbod aan de inspecteur gedaan, die niet heeft ingestemd met deze voorwaarden. Vervolgens stelt het hof vast dat X bv niet aan de HIR kan doteren. X bv maakt namelijk niet aannemelijk dat sprake is geweest van een herinvesteringsvoornemen. Het hof overweegt daarbij dat X bv haar betoog niet ondersteunt met documenten waaruit dit voornemen blijkt. Volgens het hof zijn de door X bv ingebrachte verklaringen te algemeen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54