Het Hof van Justitie EU oordeelt dat voor de berekening van de btw rekening moet worden gehouden met de waarde van de betrokken levering in haar geheel. In dit geval moet dan dus rekening worden gehouden met de waarde van de twee goederen waarop deze levering betrekking heeft.

Begin 2011 koopt Akvilė Jarmuškienė, samen met een ander, een perceel grond voor landbouwdoeleinden. Medio 2011 wordt een bouwvergunning verkregen. Op het perceel worden vervolgens een woonhuis en twee gebouwen voor plattelandstoerisme gebouwd. Eind 2012 wordt het woonhuis met een gedeelte van het terrein verkocht aan dezelfde koper. Jarmuškienė ontvangt € 32.500 voor een gedeelte van het terrein en € 43.500 voor het gedeelte van het woonhuis dat op dit terrein is gebouwd. Volgens de Litouwse Belastingdienst is Jarmuškienė btw verschuldigd. De Belastingdienst is namelijk van mening dat er sprake is van één levering, en dat de grens voor de kleine ondernemersregeling is overschreden. De Litouwse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat voor de berekening van de btw rekening moet worden gehouden met de waarde van de betrokken levering in haar geheel. In dit geval moet dan dus rekening worden gehouden met de waarde van de twee goederen waarop deze levering betrekking heeft. Dit geldt volgens het Hof van Justitie EU ook wanneer de grens voor de kleine ondernemersregeling niet wordt overschreden als alleen maar rekening wordt gehouden met de waarde van een van de goederen.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 6 mei

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen