Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de in aftrek gebrachte rente terecht heeft gecorrigeerd. Voor de toepassing van de thin capitalisationregeling is namelijk niet vereist dat er een groepsverband in de zin van artikel 2:24b BW bestaat tussen de rentebetaler en de rentontvanger.

Belanghebbende, X bv, betaalt in 2010 € 106.034 rente aan Z bv. X bv brengt deze rente in haar VPB-aangifte in aftrek. De inspecteur corrigeert de renteaftrek op grond van art. 10d Wet VPB 1969 (thin capitalisationregeling). X bv is het hier niet mee eens. Volgens X bv moet Z bv namelijk, voor de thin capitalisationregeling, onderdeel uitmaken van de groep, als bedoeld in artikel 2:24 BW, waartoe X bv behoort. De inspecteur stelt dat voldoende is dat X bv deel uitmaakt van een groep en dat een verbonden lichaam een geldlening aan X bv heeft verstrekt.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de in aftrek gebrachte rente terecht heeft gecorrigeerd. Volgens de rechtbank is voor de toepassing van thin capitalisationregeling namelijk niet vereist dat er een groepsverband in de zin van artikel 2:24b BW bestaat tussen de rentebetaler en de rentontvanger. De rechtbank merkt hierbij op dat X bv wel verbonden moet zijn in een groep met andere lichamen. De rechtbank verwerpt verder ook de stelling van X bv dat art. 10d Wet VPB 1969 toepassing mist omdat er geen sprake is van uitholling van de Nederlandse heffingsgrondslag. Volgens de rechtbank kan uit de wetsgeschiedenis namelijk niet worden afgeleid dat bij het ontbreken van een dergelijke uitholling de aftrekbeperking achterwege moet blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10d

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 14 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen