Belanghebbende, X bv, heeft verzet aangetekend tegen de beslissing van Hof Arnhem-Leeuwarden om zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat ook wanneer er een boete in het geding is, het uitgangspunt geldt dat de datum op het poststempel van het postvervoerbedrijf bepalend is voor het antwoord op de vraag of het poststuk tijdig ter post is bezorgd. Het poststempel op de enveloppe vermeldt in dit geval de datum 31 januari 2014. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het hogerberoepschrift op diezelfde datum ter post is bezorgd. Dat is volgens het hof slechts anders indien de belanghebbende stelt dat de terpostbezorging eerder heeft plaatsgevonden, maar dat en om welke reden de afstempeling pas op een later tijdstip heeft plaatsgevonden en de onjuistheid van die stellingen niet kan worden vastgesteld. Dit laatste in verband met de waarborgen die art. 6 EVRM geeft (HR 22 juni 1988, nr. 24.998, BNB 1988/292). In dit geval heeft X bv naar voren gebracht dat a) zij brieven normaal gesproken verzendt op de dag van dagtekening en dat b) er problemen zijn geweest bij de postverwerking door het postbedrijf. Stelling a) heeft X bv niet nader gemotiveerd en stelling b) acht het hof niet geloofwaardig, omdat op 31 januari 2014 vijf hoger beroepschriften zijn ingediend (naast die van X bv nog vier van andere concernvennootschappen) en het zeer onwaarschijnlijk is dat zich bij alle vijf beroepschriften een fout zou hebben voorgedaan bij de postbezorging. Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 14 november