In het jaar 2006 heeft een aantal werknemers, die in dienstbetrekking waren bij A bv, onder toezicht of leiding van belanghebbende, X bv, bij deze laatste werkzaamheden verricht. A BV is in het jaar 2009 in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is in het jaar 2011 opgeheven. Bij beschikking van 16 oktober 2012 is X bv als inlener aansprakelijk gesteld voor een deel van de onbetaald gebleven aan A bv opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2006. X bv komt in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat de ontvanger voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag ten name van de uitlener, A bv, tijdig is opgelegd. Verder is gesteld noch gebleken dat de ontvanger getalmd heeft met de aansprakelijkstelling van X bv als inlener. Daarnaast is X bv volgens de rechtbank terecht aansprakelijk gesteld voor (een deel van de) niet-betaalde loonbelastingschulden van A bv en is het anoniementarief terecht toegepast. X bv komt niet in aanmerking voor een vermindering van de aansprakelijkstelling en de ontvanger was op grond van de Leidraad niet gehouden deze te baseren op een lager tarief dan het tarief voor anonieme werknemers. X bv heeft namelijk niet voldaan aan de (cumulatieve) voorwaarde dat zij de identiteit van de werknemers op deugdelijke wijze heeft aangetoond. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt ook verworpen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 november