Belanghebbenden (X en Y) exploiteren in maatschapsverband een stierenmesterij. In september 1996 verkopen zij hun boerderij met opstallen en grond aan de gemeente, omdat de grond in een stadsontwikkelingsgebied is gelegen (plan Vathorst). Tot de staking van de onderneming in 2000 blijft de boerderij bij belanghebbenden in gebruik. In juni 1996 kopen ze een door hen gepacht perceel weiland dat ook in plan Vathorst is gelegen. Belanghebbenden willen de grond doorverkopen om woningbouw te realiseren. Belanghebbenden rekenen deze grond tot hun privévermogen. Volgens de inspecteur behoort de grond echter tot het verplicht ondernemingsvermogen, omdat de grond nog binnen de onderneming van belanghebbenden wordt aangewend. Belanghebbenden maken geen bezwaar tegen de correctie die de inspecteur ter zake heeft doorgevoerd. In 2005 verkopen belanghebbenden de grond. Zij stellen dat de verkoopwinst onbelast is. De inspecteur is van mening dat er sprake is van belaste winst. Ter zitting stelt de inspecteur subsidiair dat er sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Rechtbank Haarlem beslist dat het voordeel niet als winst is belast, maar als ROW.
Hof Amsterdam (MK III, 17 februari 2011, P09/00732) oordeelt dat het behaalde voordeel tot de winst uit onderneming van belanghebbenden behoort. Het hof overweegt hierbij dat het perceel zowel voor als na de aankoop uitsluitend en op dezelfde wijze binnen de onderneming is aangewend. Het perceel is namelijk tot de staking van de onderneming in 2000 gebruikt voor kuilgras en hooi voor de koeien. Aangezien belanghebbenden er na de verkoop van de onderneming - in afwachting van een geschikt moment van verkoop - voor hebben gekozen om het perceel tot hun ondernemingsvermogen te blijven rekenen, heeft de inspecteur het behaalde voordeel terecht belast als winst uit onderneming. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).