Belanghebbende, X, heeft bezwaar gemaakt tegen aanslagen IB/PVV over de jaren 2006 tot en met 2008. Als de inspecteur de bezwaren ongegrond verklaart, stelt X beroep in bij Rechtbank 's-Hertogenbosch die de beroepen doorstuurt naar Rechtbank Breda. Verder heeft X bij Rechtbank 's-Hertogenbosch beroep ingesteld betreffende een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Deze rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en het beroep doorgezonden naar Rechtbank Breda. X verzoekt in de beroepen tegen de aanslagen om uitstel van de motivering totdat op het WOB-beroep is beslist. X vraagt de voorzieningenrechter de ontvanger te verplichten om uitstel van betaling te verlenen voor de bestreden aanslagen totdat daarover in rechte is beslist.
Rechtbank Breda wijst het verzoek van X om via een voorlopige voorziening de aanslagen te schorsen af. Het spoedeisende belang acht de rechtbank wel aanwezig nu X de gevraagde zekerheid voor het uitstel van betaling niet kan stellen in verband met zijn slechte inkomens- en vermogenspositie. Ook aan het connexiteitsvereiste is voldaan. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de belastingrechter en dus ook de voorzieningenrechter alleen bevoegd is de aanslagen te schorsen als deze apert onjuist zijn. Hiervan is geen sprake nu X niet aannemelijk maakt dat de correcties op zijn aangifte onjuist zijn. De rechtbank verbindt in het kader van de voorlopige voorziening geen gevolgen aan het niet overleggen van stukken door de inspecteur, zeker nu X zelf over die stukken beschikte.