X is militair en maakt bezwaar tegen de LB-inhouding op zijn salarisstrook over de maand januari 2013. X verzoekt het salaris vast te stellen zonder toepassing van de Wet uniformering loonbegrip (WUL). Ondanks de compensatiemaatregelen die de minister van Defensie heeft genomen, is het netto-inkomen van X namelijk verminderd. In beroep is in geschil of de ambtenarenrechter bevoegd is over het geschil te oordelen. Hof Den Haag oordeelt dat de belastingrechter bevoegd is te oordelen op het beroep van X. Het hof wijst er daarbij op dat het bezwaar van X is gericht tegen de inhouding van loonheffing. Dit is namelijk de enige post op zijn loonstrook die zou wijzigen als de WUL buiten toepassing zou worden gelaten. Verder is het hof van mening dat de WUL niet in strijd is met art. 1 Twaalfde Protocol EVRM, omdat met het beperken van de administratieve lasten, door het loonbegrip te uniformeren, een gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat het hof zich terecht bevoegd heeft verklaard ten aanzien van het bezwaar tegen de inhouding van loonheffing. Voor de overige bezwaren van X geldt dat deze niet behandeld kunnen worden binnen een fiscale procedure. Verder is de A-G het niet met X eens dat het inkomensverlies dat bij militairen optreedt als gevolg van de invoering van de WUL een verboden discriminatie oplevert ex art. 26 IVBPR. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 augustus