Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden behoort de woonboerderij van belastingadviseur X tot zijn verplichte privévermogen. De woonboerderij wordt niet voor meer dan 10% zakelijk ten behoeve van de onderneming van X gebruikt.

X werkte als accountant en belastingadviseur. Eerst via een eenmanszaak, vanaf het jaar 2009 via een maatschap. In het jaar 2011 brengt X zijn onderneming ruisend in een bv in. In november 2007 koopt X een woonboerderij met een bijgebouw die hij ingrijpend laat verbouwen. In februari 2009 gaat X met zijn gezin de woonboerderij bewonen. Het bijgebouw dient als kantoor voor de onderneming. X rekent de woonboerderij en het kantoor vanaf het begin tot zijn ondernemingsvermogen. De aanschafkosten en de verbouwingskosten zijn geactiveerd en daarop is afgeschreven. In november 2011 verkrijgt X een ander pand en hij verplaatst zijn onderneming daar heen. Vanwege de ruisende inbreng van zijn onderneming in een bv brengt X de woonboerderij over naar zijn privévermogen. Het kantoor komt in de terbeschikkingstellingsregeling terecht. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur terecht de aftrek van het boekverlies op de woonboerderij niet heeft aanvaard.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de woonboerderij voor meer dan 10% zakelijk, ten behoeve van de onderneming, door hem werd gebruikt. De inspecteur heeft de woonboerderij dus terecht aangemerkt als verplicht privévermogen. Gelet op zijn deskundigheid op fiscaal gebied, kon X er volgens het hof niet op vertrouwen dat het zakelijk vastgestelde percentage van 20% in het kader van de omzetbelasting ook zou gelden voor de vermogensetikettering in het kader van de inkomstenbelasting. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen