Aan de heer X is eind 2007 een aanslag opgelegd met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn. In verband met een procedure over deze termijn bij de Hoge Raad (26 februari 2010, nr. 43.050, V-N 2010/13.7) wordt het bezwaar van X eerst aangehouden en wordt uitstel van betaling verleend. Rechtbank Breda verklaart het latere beroep van X ongegrond. Uiteindelijk betaalt X de aanslag van € 46.988 in oktober 2010. In geschil is de vervolgens opgelegde beschikking invorderingsrente ad € 4.594. X stelt dat bij de aanslag geen acceptgiro was gevoegd en geen betalingskenmerk was vermeld en dat dus ten onrechte rente is berekend.
Rechtbank Breda oordeelt dat aannemelijk is dat X na de uitspraak op bezwaar d.d. 24 juni 2010 vergeefs diverse pogingen tot betaling heeft gedaan. X heeft geen schriftelijk bewijs dat hij voor genoemde datum ook al pogingen heeft gedaan. Net als voor de heffingsrente kan het zorgvuldigheidsbeginsel meebrengen dat de invorderingsrente moet worden beperkt, in casu tot € 3.936. Dit is inclusief de periode waarover uitstel van betaling is verleend. Er wordt namelijk rente berekend bij iedere overschrijding van de betalingstermijn.
Het beroep van X is deels gegrond.