De Hoge Raad oordeelt dat aan de Zwitserse A1-verklaring voor het jaar 2011 geen rechtskracht toekomt. Zwitserland is namelijk pas in 2012 toegetreden tot de Rijnvarendenovereenkomst. Een Zwitserse A1-verklaring kan de andere staten niet binden voor het jaar 2011.

Belanghebbende, X, verricht in 2011 als Rijnvarende werkzaamheden voor het Luxemburgse D S.à.r.l. en het Zwitserse E GmbH. De door hem, in zijn IB-aangifte 2011, geclaimde PVV-vrijstelling wordt niet door de inspecteur verleend. X beroept zich daarbij op een door Zwitserland in 2014 afgegeven A1-verklaring. In deze Zwitserse A1-verklaring wordt de Zwitserse sociale zekerheidswetgeving van toepassing verklaard op X vanaf 1 augustus 2011. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht geen PVV-vrijstelling heeft verleend.

De Hoge Raad oordeelt dat aan de Zwitserse A1-verklaring voor het jaar 2011 geen rechtskracht toekomt. Zwitserland is namelijk pas in augustus 2012, met terugwerkende kracht tot 1 april 2012, toegetreden tot de Rijnvarendenovereenkomst. Een Zwitserse A1-verklaring kan de andere staten niet binden voor perioden die liggen voor 1 april 2012. Dat Zwitserland de bepalingen uit die overeenkomst al eerder toepaste, is niet van belang. Verder geldt dat het Rijnvarendenverdrag niet voorziet in de mogelijkheid van afgifte van een A1-verklaring. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet financiering sociale verzekeringen 57

Algemene Ouderdomswet 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 mei

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen